Gen-Z hecht minder aan autonomie
Gen-Z’ers zijn lui, maar wel erg maatschappelijk betrokken. Millennials waarderen vrijheid en flexibiliteit. Generatie X heeft behoefte aan persoonlijk contact en stabiliteit. Babyboomers hebben vooral goed voor zichzelf gezorgd.
Aan oordelen over generaties geen gebrek. Maar waar zijn die op gebaseerd? Gaat het echt om generatieverschillen of om verschillen tussen levensfasen? Ik schrijf momenteel een boek waarin ik feit en fictie over generaties ontrafel. Daarbij maak ik gebruik van vele tientallen databestanden met gegevens die meer dan een halve eeuw teruggaan. Dat maakt het mogelijk generatie-, levensfase- en periode-effecten te onderscheiden. In deze blog licht ik alvast een tipje van de sluier.
Op internet wordt heel wat beweerd over de houding van generatie Z tegenover werk. Maar het opvallendste verschil met oudere generaties ben ik nog niet tegengekomen: generatie Z hecht minder belang aan autonomie. De jongste generatie op de werkvloer vindt het veel minder belangrijk om zelf te kunnen bepalen hoe zij hun werk uitvoeren dan oudere generaties.
In de twee figuren geef ik weer hoeveel belang mensen eraan hechten om zelf over hun werk te kunnen beslissen op een schaal van 0-10. De bovenste figuur geeft de gemiddelde score weer voor opeenvolgende generaties (naar geboortejaar) en de onderste figuur voor levensfasen. De levensfasen zijn een combinatie van leeftijd en huishoudenspositie (thuiswonend bij de ouders, alleenstaand, lid van een paar zonder of met kinderen, alleenstaande ouder (eenoudergezin)) . De blauwe stippen geven de waargenomen gemiddelde scores aan. De oranje lijn laat de gecorrigeerde scores zien als ik het effect van levensfasen , generaties en de periode (de ‘tijdgeest’) tegelijkertijd onderzoek. Het gaat dan om de ‘zuivere’ verschillen tussen generaties en levensfasen.
Dan blijkt dat de stille generatie (geboren tussen 1930 en 1945), de babyboomers, generatie X en de Millennials (generatie Y) ongeveer evenveel belang hechten aan autonomie. Gen-Z vindt het echter veel minder belangrijk om zelf over het werk te kunnen beslissen. Omdat ik rekening houd met de verschillen tussen de levensfasen, kan dit niet worden verklaard uit het feit dat zij nog jonger zijn - al is het wel zo dat men in de vroegere levensfasen (als men nog thuiswoont of alleen woont) minder belang aan zelfstandigheid hecht (zie de onderste figuur).
Wat verklaart dan wel dat gen-Z autonomie niet zo belangrijk vindt? Ik heb daar nog geen antwoord heb. Mijn hypothese is dat gen-Z vaak erg is beschermd tijdens de opvoeding en daardoor niet echt heeft geleerd om zelf keuzes te maken en daarvoor verantwoordelijkheid te dragen. Maar dit is een hypothese die ik nog niet wetenschappelijk heb getoetst!